Door Jon. ten Duis
Sommigen zouden Elise een hopeloze romanticus noemen. Maar tijdens die duizenden leesuren in het knusse zithoekje van de kleine bibliotheek naast het wijkcentrum, hadden zoveel romantische, tragische en wonderbaarlijke liefdesverhalen zich aan haar geopenbaard, dat niets haar nog onmogelijk leek. De Ware, gevonden in de bibliotheek dankzij de liefde voor John Irvings De wereld volgens Garp, dat klonk toch als een prachtig plot? En nu lag de kans hier, op een briefje dat tussen het uitleenkaartje en de witte kaft van de Amerikaanse paperback met de typemachine voorop, was gestoken:
E. GRAAG CONTACT GROET A. WITTE
Wie zou deze mysterieuze man zijn, die haar wilde spreken? Het kon niet anders, dan dat het hem was opgevallen dat De wereld volgens Garp ook háár lievelingsroman was. Ze leende het boek minstens twee keer per jaar. Soms vaker, als ze er langs liep en zag dat het boek nog op de plank tussen Hotel New Hampshire en De rest van de dag van Ishiguro stond.
In plaats van het boek voor de tweede keer dat jaar te lezen, rende ze terug naar de kleine bibliotheek aan de Schoolstraat. Riet, de bibliothecaresse die haar als kind kennis had laten maken met de wonderlijke wereld van Roald Dahl, trok een wenkbrauw op toen Elise met een klap het boek op haar fineerhouten balie legde.
‘De vorige lener, de heer A. Witte. Komt hij hier vaak?’ Ze hijgde nog na van de sprint die ze getrokken had vanaf haar appartement naar de bibliotheek vijf straten verderop.
‘Witte zeg je? Laat eens kijken.’ Riet opende het boek op de eerste bladzijde en liet een roodgelakte vingernagel langs de namenlijst op het uitleenkaartje gaan.
NAAM INLEVERDATUM
M. Vrient 04-07-1996
A. Witte 30-09-1996
A. Witte 17-05-1997
E. de Man 20-08-1997
A. Witte 24-10-1997
E. de Man 02-05-1998
A. Witte 01-07-1998
E. de Man 15-09-1998
‘Dat kan toch haast geen toeval zijn, dat jullie twee hetzelfde boek steeds opnieuw lenen,’ mompelde ze. Ze pakte het papiertje dat Elise haar aanreikte en bestudeerde het kriebelige handschrift.
‘Kent u hem? Wie is hij?’ vroeg Elise.
‘Waar hebben jullie het over?’ Frank, Riet’s zoon en één van de vaste medewerkers van de bibliotheek, wierp een blik over zijn moeders’ schouder naar het opengeslagen boek. ‘Dat moet haast wel Alex zijn. Die heeft bij mij op school gezeten, een paar klassen lager.’
‘Ach ja, Alex. Die herinner ik me nog wel.’ De bibliothecaresse keek op van het boek naar de jonge vrouw voor haar, die heen-en-weer wipte op haar witte gympen. ‘Het is wel een romantisch idee, een briefje in een boek stoppen. Net iets voor in een roman, vind je niet Frank?’ Ze draaide zich om naar haar zoon, die terug liep naar het kleine kantoortje achter de balie. ‘Frank, jongen, haal jij eens een mooie kaart voor Elise? Ze liggen in het linkerlaatje van het bureau. Onder je typemachine. Doe die van Marquez maar,’ riep ze hem achterna.
Frank kwam terug met de ansichtkaart in zijn handen. Voorop stond een afbeelding van Liefde in tijden van Cholera. ‘Wat ga je er op schrijven, Elise?’ vroeg hij met zijn fluisterstem, getraind door een leven tussen de boeken.
‘Dat ik hem ook wil ontmoeten natuurlijk!’ Ze pakte de kaart en de pen van hem aan en schreef er een korte boodschap op. Ze stopte haar briefje tussen bladzijde 132 en 133, waar de raamvertelling ‘Pension Grillparzer’ begon, haar favoriete deel van Irvings roman.
Op een zonnige 15 september liep Elise met rechte schouders en opgeheven kin de bibliotheek binnen. Ze had haar favoriete blauw-witte jurk aangetrokken en wat lippenstift op gedaan. Ze had al vaker dates gehad, maar geen enkele man was langer blijven plakken dan een paar weken. Ze hoopte vurig dat vanaf vandaag alles anders zou worden. Geen gezwijmel meer bij Mr. Darcy, maar een echte man die haar begréép wanneer ze Jenny’s feministische motieven probeerde te duiden. Van achter haar balie knikte Riet haar toe. Elise begroette haar, waarna Frank zijn hoofd vol donkerblonde krullen om de hoek van het kantoortje stak.
‘Dus vandaag is de grote dag?’
Ze kon een brede glimlach niet onderdrukken. ‘Ik ontmoet hem bij de I.’
‘Succes! Laat je me weten hoe het afloopt?’
Ze knikte en liep voorbij de kinderboeken, de graaibak met VHS-banden en de thrillerafdeling naar de rechte metalen stellingkasten van de literaire romans. Op de hoek, waar de H. begon, leunde een jongeman met een skateboard onder zijn ene arm en het exemplaar van Garp in de andere, tegen de vergeelde muur. Ze schatte hem iets jonger dan zichzelf, een jaar of drieëntwintig. Ze trok haar wenkbrauw op toen haar oog viel op het petje dat achterstevoren op zijn halflange blonde haar stond, maar ze besloot hem, als literair onderlegd gelijke aan haar, een kans te geven en stak hem de hand toe.
‘A. Witte? Elise de Man, wat fijn om een andere Irving-liefhebber te ontmoeten!’
Hij nam haar van top-tot-teen op. ‘Ik denk dat er sprake is van een misverstand, mevrouw De Man.’
Ze knipperde met haar ogen. ‘Misverstand?’
‘Ik hou niet van Irving. Ik heb zelfs nog nooit iets van die man gelezen. Geef mij Stephen King maar.’
‘Maar waarom wilde je mij dan spreken? Uit je briefje bleek-’
‘Omdat je steeds dat boek te laat terugbrengt! Ik leen hem voor mijn opa, die leest op iedere sterfdag, verjaardag en trouwdag van mijn overleden oma een stukje uit dat boek.’ De jongen wapperde met de witte kaft voor haar neus. ‘Maar als jij het steeds te laat inlevert, mist hij die dagen.’
‘Oh, dat wist ik niet.’ Elise voelde haar wangen rood worden. ‘Het-het spijt me, het zal niet meer gebeuren,’ stamelde ze. ‘Maar waarom koopt je opa niet een eigen exemplaar? Dan hoeft hij het niet steeds te lenen.’
‘Waarom koop jíj niet je eigen boek?’
Elise zuchtte. Wat moest ze daar nou op antwoorden? Dat ze hield van de keuzes die de bibliotheek haar bood, met zijn rijen vol avonturen en verre werelden, veel spannender dan haar saaie leven als late twintiger in een provinciestadje. En ja, ze koos vaak dezelfde boeken, maar juist de gedachte dat ze die liefde voor dat ene boek kon delen met al die andere anonieme lezers, dat gaf haar het gevoel van onzichtbare vrienden in haar toch wat eenzame single bestaan. Maar dat ging ze echt niet allemaal aan deze jongen uitleggen, dus antwoordde ze: ‘Dat zal ik doen.’
‘Dat zou echt tof zijn, want ik moet steeds op-en-neer naar de bibliotheek rollen voor niets.’ Hij legde zijn skateboard op de grond en manoeuvreerde soepel tussen de stellingen door. Het geratel van de wieltjes op het linoleum galmde door de verlaten ruimte.
Verbouwereerd liet Elise zich tegen de kast op de grond zakken. Ze voelde tranen opwellen en verborg haar gezicht in haar handen.
‘Hé, alles goed met je?’ fluisterde een warme stem. ‘Kom anders even een kopje thee drinken in mijn kantoortje.’ Frank pakte haar bij haar elleboog en liep met haar naar het hokje achter de uitleenbalie. ‘Ik pak even een kopje thee, ga maar zitten.’ Hij wees naar de grote grijze bureaustoel die achter een smal bureautje met daarop een ouderwetse typemachine stond. Uit de typemachine stak een stukje van een wit papier met zwartgedrukte letters erop. Elise boog nieuwsgierig naar het papier en begon te lezen.
Ik ontmoet je bij de I.
Sommigen zouden Elise een hopeloze romanticus noemen. Maar tijdens die duizenden leesuren in het knusse zithoekje van de kleine bibliotheek naast het dorpshuis hadden zoveel romantische, tragische en wonderbaarlijke liefdesverhalen zich aan haar geopenbaard, dat niets haar nog onmogelijk leek. De Ware, gevonden in de bibliotheek dankzij de liefde voor John Irving’s De wereld volgens Garp, dat klonk toch als een prachtig plot? En nu lag die kans voor haar, tussen de witte kaften van de Amerikaanse paperback met de typemachine voorop…
Frank stond in de deuropening met twee koppen dampende thee in zijn handen.
‘Het was niet de bedoeling dat je dat al zou lezen.’
‘Gaat dit over mij?’ Verbaasd keek ze van het papier in haar handen naar de lange man in de deuropening.
‘Ja,’ fluisterde Frank. Hij keek haar schuin aan en glimlachte flauwtjes. Voor het eerst viel het Elise op dat Frank hele mooie bruine ogen had.
‘En hoe eindigt het verhaal?’ vroeg ze hem.
‘Zeg jij het maar.’
Ze lachte breed en pakt het kopje van hem aan. ‘Misschien kan het beginnen met een kopje thee?’